Al jaren heb ik een of meer katten. De eerste kwam aangelopen. Koos mijn huis aan zijn verblijfplaats. Flinke korst op z’n rug, pluizig: alle veertien dagen die ik hem gaf om te besluiten waar ie ging wonen kwam ie bij mij op bed slapen. Goed voer en aandacht zijn voor kattenwat Pokon is voor planten. Hij heeft het nog een jaar of wat uitgehouden, deze kat-die-alles-zag. Zijn naam was Reus.Nadat de rouw voorbij was ben ik naar het asiel gegaan met mijn vreerfemme – van wie een kat helaas ook het leven gelaten had – en heb daar twee katen meegenomen. Het idee was: twee is beter dan een, dan is katlief niet alleen. Mojo, de zwartwitte kater (grote witte bef en witte sokken, geëinteresseerde blik) is een jaar of twee bij me gebleven. Toen kreeg ziekte de overhand: acute vlooienallergie, snelle vermagering en al snel vond ik hem ’s morgens onder mijn leunstoel – overleden. Dikkie, de gitzwarte mollige poes bleef – uitermate content het rijk alleen te hebben – over.Ondertussen zorgde een noodgeval ervoor dat mijn huis gevuld werd met drie (!) extra katten: Chester, een prachtige zilvertabby – nicht van hier tot de overkant; Jade, – een karaktervolle schildpadpoes; en Petertje – een rode jonge kater die met Chester concureeerde om aandacht. Alle vier ging niet, dus Chester en Petertje zijn verhuisd. Bleven over Jade en Dikkie – een onwillig katenhuishouden. Alsof twee maîtresses vechten om hun mens. Langzaam maar zeker ontstond er door wederzijds nadrukkelijk en strategisch negeren, een zorgvuldig opgebouwde status quo. Die heeft een jaar of drie geduurd. Toen begaf Jade het.Ik was op reis en zat in het niemandsland tussen Bolivia en Chili. Dringende SMSjes gaven aan dat er thuis iets ernstig mis was. De laatste weken voor mijn vertrek viel me al op dat ze magerder was geworden en heel vaak mijn aanwezigheid zocht. Uiteindelijk heeft ernstig kaliumgebrek haar de das omgedaan. Door acute suiker of anderszins – veel heeft het niet uitgehaald. Haar laatste dagen heeft ze in de spoedkliniek moeten slijten. Zonder mij – dat doet nog steeds zeer.En nu is het langzaamaan de beurt aan de laatste musketier. Tweeënhalve week geleden vond ik Dikkie in de badkamer, bij haar eigen ontlasting. Poes opgeraapt en naar de dierarts. “Voor dit diertje kan ik geen wonderen verrichten”,” zei hij. Ze heeft veel gezwellen in haar buik en verder is ze erg vermagerd. De laatste jaren is ze ook meer en meer van kleur verschoten: nu is haar romp al tijden (vooral ’s zomers) vooral roodbruin, alleen haar kop en poten zijn nog zwart. De karakteristieke schuinstaande ogen zijn donkerder geworden.Ze is een die-hard. Langzaam gaat het slechter, maar ze is er nog steeds. Blèrt om eten zodra ze in de gaten heeft dat ik thuis ben, jat boter en moet veel aangehaald worden – ze heeft ook enige ondertemperatuur. Afentoe schrik ik flink, maar dan blijkt ze later toch weer terug te komen. Ze klimt ook nog – zij het met toenemende moeite op palen en springt op tafels. Om te zien of ik er ben dan wel bij mij en/of eten te komen ;o)Wekelijks denk ik dat we nog maar een paar dagen van het einde verwijderd zijn. Maar kennelijk geeft Dikkie zich niet zomaar gewonnen. Jarenlang het fort bewaken tegen indringers van welke soort ook (bijv. bezoekende honden, andere katten) is geen taak waar pensioen aan vast zit; dat doe je tot je er bij neervalt.Dit is geen in memoriam voor mijn katten. Veeleer is het een lofzang op de hardnekkigheid waarmee sommigen voortleven. Reus legde ook pas zijn kop te rusten toen Hannah en ik terug waren van vakantie, in 1997. Eerst moest hij nog afscheid nemen van de buurtgenoten waar hij verbleef, eten gapte en in slaap viel als hem dat uitkwam. Tóen pas heeft hij de geest gegeven. Dat getuigt van karakter.Straks ben ik een weekje weg en ik vraag me af of Dikkie er dan nog zal zijn. Ik hoop het.Reus? ¡presente!Dikkie? ¡está!vreer luistert: Denkmal van Wir sind Helden
Ik mis haar, en ook een stukje over haar.
Pingback: En toen ging ze … In memoriam Dikkie at vreerBlog