Hoe zit dat nou met trans* zijn? Is het aangeboren? Verworven? Aangeleerd? Wanneer tel je mee als trans*? Lastige vragen waar ik zelf soms ook nog tast naar het precieze antwoord en vooral één ding heel zeker weet: heel erg veel mensen hebben het gewoon fout en de oude feministes hebben het heel wat beter begrepen dan hen erkenning toevalt.
Misschien was Simone de Beauvoir wel de eerste in de modernste tijd die de spijker op de kop sloeg: je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt. On ne naît pas femme, on le devient. Na haar kwamen feministes (jaren zeventig begon dit echt) die duidelijk aangaven dat je lichaam niet bepaalt hoe je leven moet zijn qua rol en identiteit. Je geslacht(sdelen) hoort niet je lot te bepalen. En dat je vrouw bent betekent niet dat je hetero moet zijn, riepen de potten vervolgens. En liepen vooraan bij marsen voor zelfbeschikkingsrecht, voor abortus etcetera.
In de filosofie kwam vervolgens Michel Foucault die uitlegde dat onze seksualiteit en ook onze genderuitingen niet zozeer door onderdrukking gekenmerkt worden, simplistisch model dat we altijd gebruikten, maar dat we door geboden en verboden een bepaalde richting in geduwd worden, dat zo bepaalde gedragingen ‘geproduceerd’ worden en andere afgekeurd en een verborgen leven moeten leiden. Foucault heeft dat eerst laten zien aan de hand van een intersekse voorbeeld: Herculine Barbin, een 19e eeuwse Franse hermafrodiet die een bepaald leven moest leiden en daar niet tegen kon en zich vervolgens doodde. In de inleiding van deze geschiedschrijving legde Foucault goed uit hoe we tot objecten gemaakt worden, dat men op zoek is naar waarheid die ultiem in het lichaam verborgen ligt. Dat gebeurt nog steeds, met zware nadruk op het brein tegenwoordig en op de genen: chromosomen, genen, brein, genitaliën vertellen de waarheid. Het subject kan objectief gekend worden.
In de moderne tijd (18e en 19e eeuw) werd enorme wetenschappelijk vooruitgang geboekt. Maar die was niet neutraal of objectief en puur wetenschappelijk. Hoewel biologie, geneeskunde, recht zich enorm ontwikkelden was het kader waarin men werkte vaak nog zwaar religieus moreel beladen. En sowieso zag men alles met een mannelijke blik. Zodra het gaat om zaken die een zware culturele en religieuze connotatie hebben: alles rondom seksualiteit, reproductie, genderrollen, dan is het plots moeilijk om objectief te kijken. De geneeskunde en biologie kijken dan niet abstract naar functioneren maar blijken geborneerd te zijn, bevooroordeeld. Juist op die gebieden laat men zich niet inspireren of leiden door de filosofie en wetenschapskritiek. In die zin zijn talloze medici en biologen eigenlijk veredelde Hbo’ers. Van universitair geschoolden werd altijd een ruime en geïnformeerde blik verwacht, dat was de meerwaarde.
Voor trans* mensen kán een medische ingreep levensreddend zijn. Maar niet alle ingrepen zijn altijd vrijwillig. In de meeste landen die een wettelijke regeling hebben voor wettelijke gendererkenning, waar je onder voorwaarden je geslachtsregistratie kunt veranderen, is de de eis dat je permanent onvruchtbaar bent. Dan is het van tweeën één: je ondergaat geen ingrepen en je blijft wettelijk wie je was, of je kunt veranderen maar dan moet je ook onder het mes en aan de hormonen. In sommige landen is hormonen voldoende (Spanje, Duitsland, Oostenrijk), in een enkel ander is psychiatrische erkenning voldoende (Verenigd Koninkrijk) en in Argentinië is de rol van de poortwachter helemaal afgeschaft: vanaf 13 jaar mag je wanneer je snapt wat je wilt (informed consent) de gegevens laten wijzigen. Punt. En mocht je zorg nodig hebben vanwege je veranderingen dan kan dat gewoon.
Behalve dat dit een stuk mensvriendelijker is en voldoet aan de eisen van een menswaardige behandeling in overeenstemming met de mensenrechten, is dit de eerste keer dat aan de persoon die een wens heeft, autonomie wordt toegekend – waar zhij per definitie al recht op heeft. Door de poortwachter uit te schakelen kan iemand nu beter zelf bepalen wat zhij wil. Wanneer men vervolgens de consequenties doordenkt en realiseert dat mensen minder vast zitten in hun rol, is het een kwestie van tijd voor er grotere gendervariatie ontstaat. Al wordt een travesti nu nog steeds niet erkend. Volgende stappen moeten resulteren in goede aandacht in het onderwijs en afschaffen sekse/genderregistratie in geboorteregister. Nergens voor nodig.
Waar het intersekse betreft gaat het verhaal niet op dat medisch ingrijpen positief is. Vanuit het idee dat er maar twee soorten geslacht(sdelen) mogen zijn wordt zeer regelmatig een kind dat met niet binair duidbare geslachtsdelen te wereld komt gefixeerd, gecorrigeerd naar een fictieve fysieke standaard.
Nou is gevoeligheid voor het lijden van mensen een groot goed, en daaruit zijn ook de eerste interventies jegens trans*-mensen voortgekomen, maar ook medelijden en het gevoel van de trans*-personen zelf was niet onbemiddeld en puur. Men kan zichzelf niet kennen zonder de bestaande culturele kaders waarin men leeft.
Alleen omdat men altijd zekerheid en duidelijkheid wil hebben, werden geneeskunde en recht ook sterk verknoopt. Dus de dokter schrijft een brief voor de rechter dat de patiënt die zich met gevoelens van geïnverteerd zijn meldt eigenlijk en waarlijk tot het andere geslacht behoort. En wie in kleren van het ander geslacht rondloopt loopt het risico ook zonder gevoelde geïnverteerdheid geopereerd te worden.In 1964 moest een 17-jarige die vrouwenkleding stal en zich daarin kleedde, als straf een geslachtsoperatie ondergaan (zie Continuüm, de mensenmakers). Heel erg veel zijn de opvattingen gemiddeld nog niet veranderd. Het kostte de WPATH een eeuwigheid om een trans*vriendelijker standpunt in te nemen en zij zijn de medische voorhoede.
Vanaf eind jaren 80 ontwikkelt Judith Butler haar ideeën voor performativiteit die pas rond
de eeuwwisseling echt gemeengoed worden. Ze zijn uiteindelijk van grote invloed op wat we onder “queer” verstaan en op heel het denken over gender en seksualiteit. Vanuit de taalwetenschap en filosofie levert Butler een onontbeerlijke bijdrage aan het denaturaliseren van gender. Waar eerder feministen al een gat hadden geslagen in de gelijkstelling van geslacht == gender en vrouw == onderworpen zijn, Foucault had aangetoond hoe we met “waarheden” opgezadeld worden omtrent gender en seksualiteit, heeft Butler de taalkunde erbij gehaald om aan te geven dat we fotokopieën zijn zonder origineel. Als alles performatief is, komt door imiteren, dan is het origineel zoek (als dat er al was) na zoveel kopieën. En queers zijn degenen die hun script zijn kwijtgeraakt. Transen zijn mensen die niet met hun script uit de voeten kunnen, die het willen editen zodat ze hun rol wél kunnen spelen. Performativiteit is niet hermetisch, geen failsafescripting maar ‘overlevering’ waarop gevarieerd wordt.
Queer theorie leert ons kritisch te kijken naar alles, niet soort natuurlijk aan te nemen, ook de natuur niet. Vroeger had queer vooral betrekking op
seksuele gerichtheid en genderidenttieit, nu is het een benadering. Queer staat voor raar, vreemd, afwijkend, dwars. Ten opzichte van de norm, en de norm is hetero. Want dat is door de eeuwen heen genaturaliseerd door kerk, staat en wetenschap. Richting alles waar men morele vragen bij stelde maar vooral op het gebied waar de kerk heer en meester is dan wel wil zijn: seksualiteit en voortplanting. En hoe sterker de vervlechting van kerk en staat, des te sterker de controle op de (hetero)seksualiteit van de vrouw. In landen als Italië, Malta, Ierland en VS heeft men (man) een zeer sterke allergie voor seksuele zelfbeschikking van de vrouw en is abortus (nagenoeg) verboden. Een VS senator vindt voorbehoedsmiddelen voor de man een ontoelaatbare schending van en inperking van zijn zelfbeschikking. Even sterk als hij vindt dat abortus uiteraard niet toegestaan is. In landen waar religie niet zo heftig wordt beleefd, Nederland en omgeving, liggen de argumenten minder heftig ook maar tegelijk meer genaturaliseerd, vanzelfsprekend. Uit dat alles spreekt een ongelooflijk archaïsch maar met steeds meer kracht verdedigd mensbeeld.
Queer en feminisme hebben ons geleerd ook kritisch te zijn op opvoeding en op gender, rol maar ook identiteit. Zoals queer theorie ons heeft geleerd hoezeer genderidentiteit is “aangeleerd”, alles behalve aangeboren is, kunnen we uiteindelijk ook stellen dat ook trans* identiteiten ontwikkeld zijn. Alle biologistische theorieën en onderzoeken totnutoe blijken verder van de ‘waarheid’ te liggen dan sociaalwetenschappelijk en filosofisch werk waarop queer is gebaseerd.
Het is interessant om je af te vragen – zeker als je zelf trans ‘hebt’ – hoe dat dan komt. Maar anderzijds: wat maakt het uit? Jaren geleden had ik al ernstig de neiging een psycholoog die wilde weten waardoor en hoe dat nou zat met trans te zeggen “Ik heb geen trans, jij hebt hetero”. Hij zat in het genderteam als onderzoeker en wilde allerlei dingen weten. Leuke en domme. Toen vond ik het maar raar en ook verdacht die wil tot weten. Nu vind ik het nog steeds verdacht, want het gaat uiteindelijk om hun programma en hun idee van hoe wij in elkaar zitten.
Genderidentiteit is dus nooit neutraal en onbemiddeld. Je ontwikkelt je op grond van talloze omgevingsfactoren die al voor je geboorte beginnen en zeer subtiel kunnen zijn. Ik heb waardering voor die aanstaande en verse ouders die hun kind willen laten kiezen of het zich tot jongen of tot meisje ontwikkelt. Maar het is bijna altijd tot één van die twee. Ook bij de meest feministische ouders die ik ken, die weten dat er meer is dan twee genders. Anders wordt het wel erg ingewikkeld vinden velen. Daarbij vergeten ze dat hun eigen ontdekking van wie ze zijn ook niet vanzelf is gekomen, een strijd is geweest tegen de klippen op vaak.
Of zouden ze nog enig geloof hechten dat hoe hun kind genitaal gevormd is intrinsieke betekenis heeft? Zodra de kinderhormonen beginnen te gieren zijn de ouders verbaasd hoe zeer hun kind jongensachtiger of meisjesachtiger wordt. En ze denken dat het feit dat een kind vooral met jongensspeelgoed speelt en met jongens omgaat veel zegt over hets huidige en later genderontwikkeling. Zelf had ik heel jong al een fascinatie voor technische dingen (tekende hijskranen, wilde later een electrodoos) en speelde met jongens. Die ik niet snapte meestal, wilde meer met meisjes spelen – die ik evenmin snapte en die mij niet moesten. Poppen had ik niet, geloof dat ik er ook niet naar taalde, en toch werd ik een flikker, een pot, een genderqueer, een mietje. Dus wat zegt dat alles nou eigenlijk? Misschien dat ik pienter genoeg was om m’n eigen weg te zoeken?
Als je dan je kind de vrijheid wilt geven, denk ik dat je je heel bewust moet zijn van je eigen gegenderde gedrag en voorbeelden. En dan is een homo- of lesbisch gezin toch al een stuk “queerder” quainteractie. Ik gun ieder kind een homosueel gezin! Zo. Niet dat hetero fout is hoor, maar het is doorgaans zo veel saaier (</stokpaardje>).
In een eerdere post heb ik de vloer al aangeveegd met hersenargumenten als verklaring van trans*. Als dat niet genoeg is lees je Asha ten Broeke er nog maar eens op na. dat wil niet zeggen dat het “fout” is als je lijf vreemd blijft voelen, na jaren nog steeds niet ‘klopt’ bij je past. Dat kan rustig 49 jaar duren voor je een stap zet, zoals Maxim Februari aangeeft. En dan nog betekent dat niet per se dat je overstapt op hormoontherapie om je gevoel een beter plek te kunnen geven. Velen veranderen alleen hun genderexpressie, gaan er anders uitzien, nemen een andere naam (al dan niet officieel) …
NIks is natuurlijk, niks staat vast en ook als je trans* bent moet je niks en mag je alles. Leve de vrijheid, die moeilijke vrijheid.