Onderstaand stuk is geschreven door mijn Argentijnse vriend Mauro Cabral, filosoof en trans/intersekse activist. Ik heb hem jaren geleden in Amsterdam leren kennen en kom hem nu op het wereldtoneel tegen. Hij schrijft regelmatig voor de Argentijnse krant Página 12. Dit stuk heb ik van zijn Facebookplek gehaald en vertaald met gebruik van het originele Spaans en een Engelse vertaling. Het stuk handelt over niet-werkende lichamen.
Ik heb al een tijd lang hierover willen schrijven, maar ik vind nooit de het goede moment ervoor en misschien vind ik dat wel nooit. Dan nu maar.
Wanneer mensen schrijven of spreken over interseksualiteit adresseren ze doorgaans de intrinsieke verbinding tussen interseksualiteit en de biomedische productie en inlijving van gender. In andere woorden: het medisch beheersen van interseksualiteit als een mechaniek dat telkens gericht is op het zorgen dat geseksueerde lichamen heteroseksueel geschikt zijn. Deze procedure wordt gehekeld. Niet alleen omdat ie altijd heteroseksualiteit impliceert. Maar ook vanwege zijn consequenties: het is een verminkende procedure.
Verminking kun je beschrijven. Het is moeilijk maar niet onmogelijk. Die moeilijkheid rijst niet alleen uit zijn wreedheid, zijn onomkeerbaarheid, noch uit zijn verschil. Hij komt ook voort uit zijn tijdelijkheid. Het is nooit mogelijk te bepalen wanneer hij begint en nog minder wanneer hij eindigt.
Verminking is een spiegelspel.
***
Mijn lichaam is meer dan twintig jaar geleden onderworpen aan een interventie. Met maar één doel: dat dit lichaam seksueel aantrekkelijk zou zijn voor een man. Eén die ik tot op de dag van vandaag niet heb gekend noch ken. Hij was de man van de dromen van mijn chirurg, de man die hij voor mij droomde in zijn dromen, niet in mijn dromen (en misschien zal ik ooit het vreemde homo-erotische pact beschrijven dat bezegeld werd met mijn ingewanden als garantie). Twee operaties en zes jaar dilateren transformeerden dit lichaam in iets heel distinctiefs. De medische analyse, de echo’s, de verkenningen, de operaties en het dilateren veranderden mijn lichaam in een gelegenheid voor mysterie: interne littekens van dubieuze aard, pijn waarvan niet duidelijk is waar ie vandaan komt, gebrek aan gevoeligheid voor aanraking, voor warmte, voor kou, een soort onbeheersbaar magnetisch veld.
***
Ik zou erg blij zijn als het hiermee over was. Maar dat is het niet.
Mijn chirurg veronderstelde dat de man van zijn dromen niet met een lichaam als het mijne overweg kon: dus moest het verbeterd worden. De “verbeteringen” hebben mijn lichaam gemaakt tot iets waarmee ik niet kan omgaan. Nog minder kunnen mannen, gedroomd of niet, er mee omgaan.
Het doet pijn, het hindert, het wordt droog, voelt teveel of te weinig. Het verzet zich, trilt. Het is niet klaar voor genot; niet nu en niet later, het sluit zich obstinaat. Het verdedigt zich tegen alles, zonder noodzaak, valt preventief aan, is waakzaam en misprijst zichzelf. Het wordt woest, het ontploft. Al meer dan twintig jaar, met en tegen mijn wil, verzet mijn lichaam zich.
***
Als adolescent was mijn lichaam onpenetreerbaar. Ik werd veroordeeld tot het oordeel van de prestatie: zonder chirurgie was geen seksuele prestatie mogelijk. Tegenwoordig gaat alles anders, en tegelijk hetzelfde. Het vieren van “niet-normatieve lichamen” laat geen ruimte voor de materialiteit van zijn (hart)slag: men viert niet-normatieve lichamen maar uiteindelijk, hoopt men dat ze “à la carte” functioneren.?Er is ruimte voor het litteken en zijn schoonheid, maar geen enkele ruimte voor het effect van zijn weg. Er is begeerte voor wat buiten de norm valt, maar de normen van de begeerte blijven gelijk.
De medische biotechnologie van interseksualiteit wordt nog steeds volledig toegepast. Niet simpelweg omdat we niet geslaagd zijn hen te besmetten met onze seksuele strategieën, maar meer omdat we niet geslaagd zijn het functioneren van het lichaam als een onverzoenlijke seksuele logica te decontrueren.
Mijn lichaam bijvoorbeeld heeft kortsluiting. Het werkt niet.
***
Ik weet dat wat ik schrijf niet makkelijk leest en niet makkelijk te aanvaarden is. Ik weet het omdat hoewel het de eerste keer is dat ik het opschrijf, ik er al jaren over heb gepraat. De waarheid is dat degenen die het systeem betwisten door de common sense van de biotechnologie te bevragen, eindigen met hetzelfde universele recept voor te schrijven: wat op de ene manier niet functioneert, kan en moet op een andere manier functioneren. Het gaat er om dat het functioneert.
De logica van het lichamelijk functioneren reproduceert zich door de oneindige productie van voorbeelden: hier is het verhaal van degene bij wie ze een lichaamsdeel hebben weggehaald maar die op een andere plaats genot heeft; daar is ook het verhaal van die niets voelt maar het compenseert met een empowerment dat haar rehabiliteert; overal zijn zij die hoewel geofferd leren zich aantrekkelijk te maken. Soms weet ik niet meer wie die fabels over een ongerepte moraal vertellen. Enkele zouden kunnen zijn geschreven of verteld door mijn chirurg. Ze vertellen alle hetzelfde: het gaat erom dat het lichaam functioneert, want daar buiten is niemand, helemaal niemand die kan omgaan met wat niet werkt. Computers, televisies, blenders, batterijspeelgoed, koelkasten, fornuizen … alles wat stuk is gooien we weg. Daarom moeten lichamen wel goed werken. Anders worden ze weggegooid en de mensen die in die lichamen leven worden dan ook weggegooid.
***
Een Engelse vertaling kun je vinden op http://www.sxpolitics.org/?p=5650. Het spaanstalige origineel staat op de Facebookpagina van Mauro Cabral (die zich nu Cabral Soldado Heroico noemt)