Fay Weldon heeft helemaal gelijk met haar uitspraak van Mary Fisher in Life and loves of a she-devil. “Nature has gotten away with far too much. De natuur krijgt al veel te vaak haar zin. Dat is de reactie die ik blijf houden bij het lezen van het boek genderkinderen van Ellen de Visser en Sarah Wong.
Deels de auteur, deels de geïnterviewden houden zeer nadrukkelijk vast aan een binair genderbeeld. Dat kinderen zelf voor een binair beeld kiezen is logisch: het is al benauwend om holebi te zijn als puber, en het is nog veel erger als je genderidentiteit in de knoop zit. Maar verder is het toch wel een ramp om de zaak zo te bekijken. Je doet jezelf en de wereld zo ongelooflijk veel tekort.
Daarom vind ik het boek eerlijk gezegd vreselijk en ellendig. Het reproduceert alle klassieke ideeën over trans* zijn. Meteen al door Dick Swaab de inleiding te laten schrijven. Hoe essentialistisch en biologistisch ben je dan bezig. Swaab is bekend geworden omdat hij in de jaren 1990 ontdekte in dat de hersenen van overleden transen een “sekse dimorfe kern” meer leek op die van het gewenste geslacht dan van het originele. In de loop der jaren is er veel kritiek geweest op Swaab en recentelijk heeft Rebecca Jordan-Young o.m. Swaab (in haar Brain Storm. The Flaws in the Science of Sex Differences) methodologisch en conceptueel de oren gewassen.
Vervolgens wordt naar goede journalistieke en antropologische gewoonte geluisterd naar wat de betrokkenen (kinderen, ouders, genderteam, omgeving) vinden. Maar die opvattingen zijn niet ‘onschuldig’ dan wel neutraal. Wie er duidelijk andere opvattingen en gevoelens op na houdt jegens gender en/of seksualiteit ‘bestaat’ niet. Wordt niet gehoord of begrepen. En komt dus ook niet aanmerking voor ‘hulp’. Waar zijn de professionals die je helpen je eigen referentiekader te ontwikkelen en daarbij ook ‘vreemde’ zaken aanreiken? Mijn idee is dat hulpverlening veel te dicht bij de cliënt blijft. Er is niks mis met normativiteit, zolang je je van de noodzakelijke beperktheid van je eigen normativiteit bewust bent.
Het heersende model creëert ook geprivilegieerde categorieën transen: zij die hun ervaringen binnen het dominante raster kunnen brengen vs. hen die dat om welke reden dan ook niet kunnen. Bijvoorbeeld omdat ze niet genderdysfoor genoeg zijn – te weinig last hebben. Of onbewust niet die weg voor zich open zien.
Om het vanzelfsprekende nog maar eens klip en klaar te herhalen: trans is een variatie in het menselijke spectrum van gender en seksualiteit en werkt overal anders. Verder komt een groot deel van de last die we hebben voort uit de beperkte ideeën die iedereen heeft van hoe je met je lijf, je gender en je seksualiteit om moet gaan. Psychologische en sociale hulp om je staande te houden en te leren met je gevoelens om te gaan, ze te durven leren kennen ook, is goed, belangrijk. Maar niet ‘hulp’ die je leert dat je een genderdysforie hebt en een psychiatrische problematiek. Evenzo is medische hulp gewenst voor wie die nodig heeft om beter met zichzelf te kunnen leven. Ik denk dat naarmate trans* acceptabeler wordt er in eerste instantie meer mensen zich zullen melden voor ‘diagnose’ en dat langzaamaan de samenleving zal accepteren dat er een grotere variatie is in lichamen en beleving.
En ondertussen moeten we de bestaan de maatschappij radicaal veranderen, zodat we met onze adnere lichamen en genders niet in het liberale plaatje worden ingepast, maar het ontwrichten terwijl we een geheel andere samenleving bouwen, vrij van onderdrukking op grond van geslacht, gender, seksualiteit, huidskleur, economische status of wat dan ook. En hele klus maar samen kunnen we het.